Spookkreeftje - Caprella
mutica
Op de kop zitten twee paren antennes. Het eerste paar antennes (20 segmenten) is iets groter dan de lichaamslengte. Het tweede paar antennes is aanzienlijk kleiner. De eerste twee lange lichaamssegmenten en de grote scharen van het mannetje is bezet met dichte beharing. Bij het vrouwtje ontbreekt overigens deze beharing. Twee paren kieuwblaadjes zitten aan het derde en het vierde lichaamssegment. Bij het vrouwtje is hier de broedbuidel. Het derde tot en met het zevende segment hebben uitsteeksels aan de rug en de zijkant. Deze kleine kreeftsoort heeft slechts drie paar pootjes waarmee het zich vasthoudt. Mannetjes zijn groter dan vrouwtjes. Het Harig spookkreeftje dat in Nederland is waargenomen is gemiddeld 2 cm (mannetje) en 1,5 cm (vrouwtje), 1,3 mm (pas uitgekomen juveniel). De kreeftjes hebben een oranje-rode kleur. Ook zijn ze wel nagenoeg doorzichtig. De relatief grote scharen van het mannetje is wit van kleur met oranje vlekken. De twee paar kieuwbladen zijn wit van kleur met donkere stippen. De broedbuidel van het vrouwtje heeft donkerrode stippen. In hun oorspronkelijke habitat leven de dieren vooral op Sargassowier en op kunstmatige substraten zoals ankertouwen. In de gebieden waar de kreeftjes zijn geïntroduceerd komen ze voor op kunstmatige substraten zoals ankertouwen, boeien, pontons, boten en aquacultuur netten. De spookkreeftjes zijn waargenomen op bijvoorbeeld hydroidpoliepen, zakpijpen, kokerwormen en wieren. Oorspronkelijk komen de dieren voor in de kustwateren van Noordoost Azië. De dieren hebben zich sinds de jaren 90 snel verspreid naar Noord Amerika en Canada (de Stille Oceaan en de Atlantische Oceaan), Nieuw Zeeland, Europa n.l. de Britse eilanden, Ierland, Noorwegen, Duitsland, België en Nederland. Het kreeftje beweegt zich als een spanrups voort: eerst buigt het dier zich voorover, grijpt zich vast met de monddelen en trekt het achterlijf bij. Caprella mutica houdt zich vast met de drie paar pootjes aan substraat en wacht met een uitgestrekt lichaam en gespreide scharen op prooidieren. Regelmatig kamt het dier de kleine antennen, die bezet zijn met haren. Waarschijnlijk vangt het op deze manier plankton. Ook vangt het grotere prooien zoals wadkreeftjes. Opvallend is dat het mannetje niet zijn grote scharen gebruikt bij het voedsel zoeken. Ook knipt het dier stukjes hydroidpoliepen af.