Gewone zeedonderpad - Myoxocephalus scorpius
De gewone zeedonderpad kan wel 30 cm lang worden. Hij leeft voornamelijk op de bodem. Hij heeft een brede kop, van boven afgeplat en bezet met benige richels. Het gehele dier is gepantserd met beenplaten en heeft geen schubben. Er staan rijen kleine stekeltjes ter weerszijden van de zijlijn, die zelf glad is. Grote borstvinnen; buikvinnen gereduceerd tot 3 stralen. De kleur is variabel, van zeer donkerbruin of zelfs bijna zwart tot grijsgroen of roodbruin. De onderzijde van het mannetje is geel, van het vrouwtje oranje. In de paaitijd wordt de buik van het mannetje mooi dieprood, die van het vrouwtje wat feller oranje. De zeedonderpad eet vooral kreeftachtigen, vissen en vissenlarven. Ze kunnen niet hard zwemmen maar wachten doodstil tot hun prooi dicht genoeg is en schieten dan toe. De paaitijd is van december tot maart. Tijdens de paring houdt het mannetje het vrouwtje vast met zijn borst- en buikvinnen. De vrij grote, felrode eieren worden in kleine pakketjes tussen stenen en wieren gedeponeerd en blijven daar vastgekleefd. Later worden ze doorzichtig en kun je de embryo's zien zitten. Het mannetje bewaakt ze tot het uitkomen, na een week of vijf. Geslachtsrijp worden de dieren vanaf ca. 15 cm lengte; ze zijn dan aan het einde van hun 2e levensjaar.