Wulk - Buccinum
undatum
Deze slakkensoort kunnen we op vijf manieren tegenkomen: als slak, als leeg slakkenhuis, als huis van een heremietkreeft (Pagurus bernhardus), als eieren (meestal leeg) en op ons bord, want in diverse landen wordt hij gegeten. Hij heeft een stevige, robuuste schelp, maximaal zo'n 11 cm lang en 7 cm breed. Het huis bestaat uit 7 of 8 windingen, waarvan de laatste veruit de grootste is (ca. 70% van de schelplengte). De opening is behoorlijk groot en heeft een witte rand. De groef waar de adembuis sipho doorloopt is kort, dit in tegenstelling tot die sipho zelf: de wulk kan zelfs als hij geheel onder het zand of de modder zit, nog ademhalen. De kleur van de rest van de schelp is meestal grijsbruin; soms wat afwijkende kleuren. Er zitten vaak andere dieren op de lege schelpen, zoals sponzen, mosdiertjes, hydroïdpoliepen en zeeanemonen. De eierclusters (sponsachtige massa's) zijn door meerdere vrouwtjes gevormd. Er komen geen larfjes uit de eieren, maar reeds volledig als wulk gevormde diertjes, zij het nog heel klein. Toch duurt het maar een paar weken voordat de eieren uitkomen. Wulken leven op zand, modder, maar ook op harde bodems. Vanaf de laagwaterlijn tot gewoonlijk zo'n 100 m diepte, maar hij is ook op 1200 meter diepte gevonden. Zout en brak water.