Adderzeenaald -  Entelurus aequoreus


Het mannetje van de adderzeenaald wordt zo'n 65 cm lang, het vrouwtje slechts 40 cm. De staartvin is heel klein en de rugvin staat nogal ver naar voren. Borstvinnen heeft het volwassen dier helemaal niet, maar jongen hebben die nog wel. Deze soort is direct herkenbaar aan zijn kleurpatroon: hij is lichtbruin, met een groot aantal verticale streepjes die lichtblauw iriserend zijn en elk aan weerszijden nog een donkere streep hebben. Dit zijn de randen van de lichaamsringen van het skelet. Vanaf het kieuwdeksel loopt een horizontale, donkere (bruine of rode) lijn door de ogen heen tot voor op de snuit. Zijn voedsel bestaat uit kleine kreeftachtigen, zoals aasgarnalen.

De paaitijd is in de zomer. De vrouwtjes leggen zo'n 400 tot 1.000 eitjes, die tegen de buikwand van het mannetje worden geplakt. De adderzeenaald heeft geen echte broedbuidel. Het vrouwtje zal tijdens het seizoen verschillende mannetjes van eieren voorzien. Zo bereikt ze een goede kans op overleving van in elk geval een deel van haar kroost. Als de jongen ruim 1 cm lang zijn verlaten ze de vader.